De gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de architectuur. Althans, zo kopt de titel van de review over ‘Vrouwen in architectuur’, het boek dat net verscheen bij nai010 publishers(*). Dat de auteur van deze review toevallig (?) een mannelijke studiegenoot is die ervoor koos niet op de werf te gaan staan, verklaart misschien het misverstand.
Of zit hij toch juist? Want het verschil situeert zich misschien niet zozeer tussen mannen en vrouwen, dan wel tussen mannen en moeders. Er was een pandemie nodig om enige verschuiving teweeg te brengen in deze verhouding. Omdat plots iedereen met kinderen (lees: ook mannen) het moeilijk had om alles te combineren. Maar samen met de kracht van het coronavirus ebt ook deze ommekeer langzaam weer weg, zo lijkt het.
Bij KRAS zie ik nochtans hoopgevende signalen dat de jongere generatie het beter aanpakt dan die van mij. Ik zie jonge vaders hun agenda blokkeren voor de opvang van de kinderen op woensdagnamiddag. Ik hoor dat jonge moeders de ochtendshift draaien, maar zie ze ’s avonds rustig hun werk afronden omdat papa de avondroutine op zich neemt. Ik kan het alleen maar toejuichen. Ik ben blij voor hem en haar. Zij die de taken beter verdeelt en zo meer ruimte krijgt voor haar persoonlijke ambities, hij die een betere band opbouwt met zijn kind(eren) en een beter voorbeeld is voor de toekomstige generatie.
Voor het eerst in mijn bijna twintigjarige carrière als architecte heb ik een project waarbij ik alleen met vrouwen aan tafel zit – zowel mijn medevennote en de directrices van de school in kwestie als de projectleidsters van de aannemer. Er wordt anders gewerkt. Efficiënt, geen haantjesgedrag. Beter? Anders, dat wel. Met slechts één enkele ervaring kan je moeilijk een gefundeerde vergelijking maken. Met projecten waarbij ik als enige vrouw met enkel mannen aan tafel zit, heb ik daarentegen ervaring in overvloed.
We zijn er dus nog niet met die gelijkheid in de architectuur, laat dat duidelijk zijn. Het zit hem in de hoeveelheid kleine dingen die verweven zijn in onze dagdagelijkse praktijk. Hoe er toch nog steeds eerst naar de vrouw aan tafel wordt gekeken om het verslag op te maken. De continue stroom aan vrouwonvriendelijke “mopjes”. Hoe we allemaal (mezelf incluis) steevast ‘BWH (bouwheer)’ in elk verslag typen, ook al is de opdrachtgever een vrouw …
Ik heb even getwijfeld om erover te schrijven, moet ik toegeven. Omdat de mannen die het meest baat zouden hebben om even dieper op het thema in te gaan er het minst graag over lezen. Of zich niet aangesproken voelen. Ik eindig dan ook met een oproep. Hoe kunnen we u – en laat mij even zo vrij zijn om te veralgemenen – zeven vinkjes man(**) laten inzien dat er nog werk aan de winkel is zonder afgedaan te worden als pessimistische feministe? Het zou de volgende penhoudster alvast helpen met haar project!
Tine Broos,
architect-vennoot bij KRAS architecten
De Pen wordt doorgegeven aan Evelien Pieters, architecte en initiatiefnemer van PAF (platform voor architectuur & feminisme).
* ‘Vrouwen in architectuur’: De blijvende noodzaak om vrouwen in de architectuur zichtbaar te maken, Florencia Fernandez Cardoso,
Catja Edens, Hilde Heynen, Rixt Hoekstra, Ellen van Kessel, Maria Novas Ferrads, Indira van ’t Klooster, Setareh Noorani, Ftima Pombo,
Carolina Quiroga, Lara Schrijver, Erica Smeets-Klokgieters, Lidewij Tummers, Linda Vlassenrood
** De zeven vinkjes – Hoe mannen zoals ik de baas spelen, Joris Luyendijk