Genk is geen stad zoals andere steden in Vlaanderen. Het is geen historisch gegroeide, concentrische stad met een dichtbebouwde kern zoals bijvoorbeeld Antwerpen, Leuven of Hasselt. Genk ontstond in de twintigste eeuw, op de fundamenten van de steenkoolmijnen. De stedelijke ontwikkeling verliep volgens de logica van een industriële werkgever die, naast de fabriek, ook voorzag in alle voorzieningen voor zijn werknemers: tuinwijken, scholen, kerken, ziekenhuizen en handelsstraten. En zo groeide Genk, met horten en stoten, telkens op andere plaatsen.
Deze atypische geschiedenis en verspreide structuur vroegen om een eigen ruimtelijke aanpak waarbij stedelijke sites, dichtbebouwde wijken, open ruimte, brede wegen, bossen, villaverkavelingen en industrie door en naast elkaar liggen. Dit Genkse stadsontwikkelingsmodel is vastgelegd in het concept ‘rasterstad’.
Een rasterstad die leeft op stevige fundamenten van respect voor haar geschiedenis en haar erfgoed. Het is mijn overtuiging dat de waarde en de aantrekkelijkheid van de stad gestegen zijn dankzij de mix van oude en hedendaagse bouwkundige masterpieces, in combinatie met sterke inhoudelijke programma’s. Onze stad heeft vorm gekregen door de integratie en herbestemming van iconen uit het industriële verleden.
Ik pleit dan ook voor het behoud van erfgoed. Geen evidentie, en al helemaal niet in een opiniestuk voor de bouwsector. Hedendaagse normen rond energie en comfort werken tegen. Veel te vaak wegen ook de financiële aspecten door. De financiële overheidssteun is te mager, en de procedures zijn zwaar. Maar ik dring erop aan dat we moeite blijven doen. Want als de sporen uit het verleden van de stad worden uitgewist, verdwijnen ook de verhalen die de stad maken tot wat ze geworden is. Al te vaak wordt beeldbepalend erfgoed vervangen door nieuwbouwprojecten, die nooit de kwaliteit en de betekenis evenaren van wat er stond.
Net zoals erfgoed de verhalen van de stad vertelt, moeten we vandaag bouwen aan de verhalen van morgen. Publieke opdrachtgevers en iedereen die actief is in de bouwwereld: het is onze verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de opbouw van de stad als complex cultureel-maatschappelijk mechanisme. Deze opdracht is ernstig, en dus niet vrijblijvend, luchtig of snel.
Welke bijdrage levert mijn project aan de stad? Hoe integreer ik de historische en cultureel-maatschappelijke context in mijn project? En welke meerwaarde heeft mijn project voor bewoners? Projectontwikkelaars, architecten, investeerders en banken: neem jullie maatschappelijke rol op!
Durf alsjeblieft opnieuw iconen bouwen die betekenis hebben, een verhaal vertellen en tijdloos zijn. Iconen zijn niet alleen de opvallende gebouwen van sterarchitecten – al sluit ik die niet uit – maar evenzeer de projecten die van betekenis zijn in het socioculturele organisme van de stad. Iconen zijn projecten die met de grootste zorg voor stedenbouwkundige, architecturale en culturele kwaliteit ontwikkeld zijn, zodat ze passen bij het DNA van de bewoners, het stedelijk profiel en de morfologie van de stad. Iconen dragen bij tot een robuuste toekomst.
Het is in de eerste plaats de taak van stedelijke opdrachtgevers – ik verwijs graag naar mezelf – om de stedenbouwkundige en culturele duurzaamheid in de stad hoog in het vaandel te blijven dragen. Ik pleit voor een structurele samenwerking tussen alle actoren die actief zijn op het vlak van stadsontwikkeling. Een samenwerking waarbij de rollen, verantwoordelijkheden, rechten en plichten bespreekbaar zijn. Het is onze taak om de stedelijke kwaliteiten in stand te houden, het erfgoed te integreren en mee te werken aan een robuuste stad, gebaseerd op de socioculturele identiteit.
De pen wordt doorgegeven aan Bart Aerts, partner bij Leidsman.