Eind 2017 gaf de Britse architectuurhistoricus Adrian Forty een lezing bij het Vlaams Architectuurinstituut. Daarin legde hij uit hoe Léon Stynen (1899-1990) en zijn generatiegenoten opgeleid waren in de beaux-arts of neogothiek. Stynen studeerde in 1921 af als architect. Op dat moment zette het modernisme de toon met nieuwe materialen, detailleringen, planopbouw en typologieën. Alles wat Stynen meekreeg in zijn opleiding leek achterhaald op het moment dat hij het werkveld betrad.
De huidige uitdagingen voor de architectuur brengen me vaak terug naar de woorden van Forty. Ook nu veranderen de paradigma’s razendsnel. Het groeiend besef dat de bouwsector in Europa verantwoordelijk is voor 40% van de CO2-uitstoot, maakt afbraak steeds minder verantwoordbaar. Open ruimte innemen is evenmin evident. Wanneer de werkelijke maatschappelijke kost van afbraak in rekenschap wordt gebracht – dus ook de grijze energie die in de gebouwen besloten ligt, de hoeveelheden fijn stof die afbraak met zich brengt, het vervoer van puin en nieuwe constructiematerialen, de grondstoffen en energie die nodig zijn voor de nieuwbouw – zijn herbestemming, renovatie, densificatie en transformatie de enige duurzame opties voor de architectuur.
Behoud als norm en afbraak als uitzondering schudt de architectuursector grondig door elkaar. Het daagt uit om losser te komen van een focus op efficiënte en controleerbare bouwprocessen. Het dwingt om ruimte voor experiment toe te laten. Het zet kritische vraagtekens bij de aanzwellende normering, die overigens niet waardenvrij is. En het dwingt om de drang naar perfectie op het vlak van esthetiek en hedendaags comfort los te laten. Bovendien zal ook de wijze waarop architecten vergoed worden grondig herzien moeten worden. Nu worden ontwerpers betaald via een percentage van de bouwkost, niet op basis van de werkelijke maatschappelijke meerwaarde die ze realiseren. Het huidige verdienmodel houdt nieuwbouw en invasieve projecten in stand.
Architectuur is altijd gezien als een progressieve discipline die vooruitkijkt. Daardoor werd ze dikwijls gepositioneerd tegenover monumentenzorg die terugblikt en conserverend is. Die tweespalt kan niet langer worden volgehouden in de huidige omstandigheden. Als we de uitdagingen waar we voorstaan ernstig nemen, moet het anders. Dat betekent het omarmen van een ander waardensysteem in alle geledingen van de discipline. In het onderwijs moeten we snel schakelen willen we jonge architecten echt voorbereiden op hun maatschappelijke rol zodat ze niet al doende alle waarden, kennis en vaardigheden moeten omkeren zoals de generatie van Léon Stynen deed. Het grote verschil met 100 jaar geleden is dat er vandaag geen tijd te verliezen is.
De Pen wordt doorgegeven aan dr. Dennis Pohl, nieuwe directeur van het Vlaams Architectuurinstituut.
Prof. Dr. Sofie De Caigny,
Directeur Vlaams Architectuurinstituut
Gastprofessor Architectuurkritiek en -actualia, Faculteit Ontwerpwetenschappen Universiteit Antwerpen