Beweren dat de bouwsector voor een ecologische uitdaging staat, is een open deur intrappen. Verduurzaming, hergebruik van materialen, levenscyclusanalyses …: het lijkt alsof alles in een stroomversnelling komt. Welke aanpak leidt tot het beste resultaat? En hoe dragen de verschillende actoren hun steentje bij? Vijf autoriteiten in hun vakgebied delen hierover hun visie tijdens dit rondetafelgesprek.
DEELNEMERS:
– Els Uvyn, projectmanager bij Aliplast Aluminium Systems
– Sebastien Cools, CEO bij Arch & Teco
– Lode Lefevre, Project Engineer sustainable design bij VK architects+engineers, part of Sweco
– Jurgen Philtjens, Sales Director Belux/France bij Nelissen Steenfabrieken
– Ken Geudens, Tendermanager acquisitie bij Pellikaan Bouwbedrijf
MODERATOR:
Bavo Boutsen (The Content Company)
Hoe gaan jullie binnen jullie organisatie om met het thema ‘duurzaamheid’?
Els Uvyn: “Aliplast Aluminium Systems/Corialis koos voor verticale integratie. Extrusie, thermisch inrollen, poederlakken, buigen, lassen, plaat- en plooiwerken zitten onder één dak. Naar het voorbeeld van de hoofdzetel in Lokeren zijn de sites internationaal verspreid voor een zo lokaal mogelijke toelevering. Deze korte logistieke keten leidt tot minder transport (en dus minder CO2-uitstoot). Met BIM als leidraad zijn ook de gebouwen an sich sterk gericht op verduurzaming, met onder meer thermisch comfort, hernieuwbare energie, C2C-gecertificeerde materialen …”
Lode Lefevre: “Met roots in Roeselare en zeventig jaar op de teller kende VK architects+engineers een sterke groei en evolutie als multidisciplinair ontwerpbureau. Sinds vorig jaar gaan wij verder onder de vleugels van het Scandinavische architecten- en ingenieursadviesbureau Sweco. Door onze kennis te bundelen, kunnen we onze pioniersrol op het vlak van duurzaamheid nog verder versterken. Als sustainable designer vorm ik vaak een tandem met de projectmanager. In duo nemen we de lead in duurzame projecten.”
Ken Geudens: “Als allround-builder van zwembadcomplexen en multifunctionele recreatie- en sportaccommodaties maken we bij Pellikaan onze gebouwen duurzaam, aangenaam en efficiënt. Daarbij hebben we ook aandacht voor levensduurverlengend onderhoud.”
Jurgen Philtjens: “Ruim honderd jaar geleden zag Nelissen Steenfabrieken het levenslicht als fabrikant van bakstenen in Lanaken. Vandaag zijn wij actief in vijftig landen. Ook bij ons is de duurzame transitie volop aan de gang. Enerzijds is een baksteen op zich al een natuurlijk materiaal dat een lange levensduur kent, anderzijds werken we aan een duurzaamheidsstrategie als onderdeel van onze bedrijfsvoering. Een voorbeeld hiervan is het nieuwe N70/6,5-formaat dat we dit jaar lanceerden binnen onze N70-reeks. Het speciale formaat biedt heel wat ecologische voordelen op het vlak van productie, transport en plaatsing.”
Sebastien Cools: “Arch & Teco is een full-service architecten- en ingenieursgroep. Een belangrijk aspect binnen verduurzaming is voor ons de reconversie van bestaande (historische) gebouwen. Een herbestemming verlengt per definitie de levensduur en verlaagt de milieu-impact.”
Is hergebruik van materialen het juiste pad om te bewandelen?
Jurgen Philtjens: “Gevels isoleren is een goede manier om bestaande woningen energetisch op te waarderen. In veel gevallen leidt dit echter tot het afbreken van de bestaande gevel, terwijl de stenen zelf nog jaren meekunnen. Dat lijkt een contradictie, maar dankzij zorgvuldig extraheren kunnen er opnieuw prachtige gevels gerealiseerd worden met de charme van ‘oude stenen’”.
Els Uvyn: “De levensduur van materialen maximaal benutten om ontginning, productie en logistiek te beperken, is van cruciaal belang. De aluminium- en bouwsector zette hiervoor de voorbije jaren al heel wat stappen, onder meer door toepassingen met AW-6060- en AW-6063-legeringen die corrosie inperken. Voor aluminium wordt de levensduur ingeschat op veertig à vijftig jaar, en dit op basis van onderbouwde levenscyclusanalyses. Zelfs daarna is het materiaal eigenlijk nog niet opgebruikt. In samenwerking met de VUB gaan we verder op zoek naar nieuwe technologieën om de levensduur te verlengen. Bij end-of-life kan aluminium gemakkelijk hersmolten en opnieuw geëxtrudeerd worden zonder kwaliteitsverlies. Het vraagt een fractie van de energie in vergelijking met primaire ontginning. Een mooi ‘Cradle to Cradle’-concept!”
Lode Lefevre: “Recyclagetechnieken of recyclaatinzet zijn zeker stappen in de goede richting. Vanuit het standpunt van de producent is het ook de meest logische strategie, maar niet de enige … Het vergt bovendien een grondige controle van de kwaliteit, legeringen en chemische samenstelling. Bij veel materialen kan je nooit tot 100 % recyclaat komen. Hergebruiken of zelfs minder gebruiken is nóg beter.”
Vormt een doorgedreven levenscyclusanalyse een belangrijk deel van de oplossing?
Sebastien Cools: “Bij het nog slimmer omgaan met het beheer van materialen en het verlengen van de levensduur van bestaand patrimonium ligt inderdaad een belangrijke sleutel. Er is dan ook een mindshift bezig bij architecten richting flexibele en multifunctionele ontwerpen. Mixed-use gebouwen als hefboom van duurzaamheid. Ook bij Arch & Teco komen op die manier meer dan eens alternatieve benaderingen naar boven.”
Lode Lefevre: “Om een waarde te plakken op de milieu-impact van een gebouw wordt vandaag vooral gekeken naar de CO2e-voetafdruk per vierkante meter. Terwijl ik er net voor pleit om extra parameters zoals tijd en intensiteit van het gebruik mee in rekening te brengen. De tijdsdimensie is wat ik ‘de afschrijfperiode van milieu-impact’ zou noemen: hoe langer de effectieve (in plaats van de voorspelde) levensduur van een gebouw, hoe lager de impact per jaar.”
Energiezuinig (ver)bouwen versus forse prijsstijgingen van bouwmaterialen: hoe valt dit te rijmen?
Els Uvyn: “Kiezen voor korte productieketens en lokale productie is niet alleen een goede zaak voor de eigen economie, maar ook voor het milieu. Helaas is de prijs soms een struikelblok in vergelijking met materialen afkomstig uit lageloonlanden. Het is echter belangrijk om de levensduur en energieprestaties ervan – die samenhangen met een kwaliteitsvolle uitvoering door een professioneel vakman – mee te nemen in deze vergelijking.”
Sebastien Cools: “Het is onmiskenbaar dat bouwmaterialen over het algemeen fors duurder zijn dan voor de coronapandemie. Daar komen nog de gestegen loonkosten en de hoge bouwgrondprijzen bij, wat de budgettaire impact nog zwaarder maakt voor kandidaat-(ver)bouwers. Het gevolg? Een duidelijke trend naar compacter wonen. Bovendien is renoveren niet per se goedkoper dan nieuwbouw. Wie een bestaande woning koopt (met een E- of F-label), moet sowieso binnen de vijf jaar verplicht renoveren naar EPC-label D. Wie meer wil investeren in duurzaamheid doet dit vanuit ecologische overtuigingen en het helpt natuurlijk ook om de energiefactuur laag te houden.”
Lode Lefevre: “Ook bij gemeentelijke projecten zien wij dat het budgettaire aspect wel degelijk een doorslaggevende factor is. De realisatie van het project valt of staat er soms mee, ook al betekent het inboeten aan kwaliteit of duurzaamheid van de materialen.”
Ken Geudens: “Voor ons als bouwbedrijf is dit herkenbaar: als circulariteit of duurzaamheid nauwelijks ingebed zijn in het aanbestedingsbestek of de selectiecriteria, dan heb je als marktpartij niet de marge om hierop in te zetten.”
Lode Lefevre: “Inderdaad, aanbestedende overheden spelen hierin een niet te onderschatten rol. Bijvoorbeeld door naast prijs ook andere criteria op te nemen in de tender (zoals kwaliteit, milieuvriendelijkheid, circulariteit en zelfs een minimumpercentage recyclaat) kunnen zij inzetten op een lagere ecologische voetafdruk.”
Allen: “Stijgende kosten en duurzaamheid, het blijft een moeilijk evenwicht. Bovendien zijn er nog meer obstakels te noemen: het administratieve kluwen, duurzaamheid integreren in élke schakel van de ketting, een sterkere focus op herbestemming, meer aandacht voor duurzaamheid in het onderwijs … Kortom: de constructieve ingesteldheid is aanwezig, maar het betreft een uiterst complex vraagstuk dat meer is dan een zwart-witverhaal en vooral veel nuance vergt.”
Wat kan de overheid doen om verduurzaming verder te stimuleren?
Sebastien Cools: “Het is jammer dat de overheid eerder beteugelend en bestraffend optreedt. Dat werkt contraproductief. Ik zou veel liever campagnes zien die gericht zijn op informeren, stimuleren en motiveren.”
Ken Geudens: “Absoluut! Denk aan het vergunningsbeleid: waarom niet oplossingsgericht meedenken met de aanvrager om tot betere resultaten te komen? Wel een goed voorbeeld om duurzaamheid in de openbare sector te stimuleren, is de GRO-duurzaamheidsmeter: een handige tool bij overheidsopdrachten, ontwikkeld door het Facilitair Bedrijf van de Vlaamse Overheid. Dankzij GRO kunnen we als algemeen aannemer – en als lid van Design & Build-teams – mee de technische krachtlijnen bepalen om aan de opgelegde eisen
te voldoen.”
Lode Lefevre: “Ik ben het helemaal eens met het principe van motiveren. Maar regels herwerken en niet cumuleren blijft de boodschap. Het regelgevend kader mag geen doel op zich worden én moet bevattelijk blijven voor alle stakeholders.”
Jurgen Philtjens: “Vlaanderen en België zijn nu al bij de strengste van de klas in vergelijking met de rest van Europa. Dat komt de concurrentiekracht van onze bedrijven niet ten goede.”
Els Uvyn: “Voor ons komt er nog de Europese ESG-regelgeving bij. In 2026 moeten we de cijfers van 2025 rapporteren, niet alleen gericht op ‘Environment’, maar ook op ‘Social’ (handelen als een goede werkgever) en Governance. De trend naar transparantie komt almaar hoger op de agenda. Wij staan daar als maakbedrijf 100 % achter. Het toont de kwaliteit, inzet en commitment. Je kan je je wel afvragen hoe kleinere spelers in de keten dit moeten klaren. Je hebt een groot team van medewerkers of consultants nodig om dat te declareren. En hoe krijgt Europa dit internationaal gestroomlijnd …?!”
De eindboodschap luidt …
Allen: “Duurzaamheid in de bouw is een breed en boeiend thema. Er zijn al grote stappen gezet, maar er zijn ook nog heel wat hindernissen en uitdagingen te overwinnen. Politieke en andere …”