Platform voor de bouw
Brandoverslag via de spouw bij prefabbetonnen gevels
Branddammen kunnen de kans op verspreiding van de brand naar de hogerliggende verdiepingen inperken. (Beeld: Julia Senkevich/Shutterstock)

Brandoverslag via de spouw bij prefabbetonnen gevels

In de huidige brandwetgeving worden geen expliciete eisen opgelegd voor de brandoverslag via ‘andere wezenlijke onderdelen’ van een gevelsysteem. De Hoge Raad voor beveiliging tegen Brand en Ontploffing keurde in dit kader inmiddels wel een tekst goed die, naar verwachting midden 2022, als wet gepubliceerd zal worden. In afwachting kunnen ontwerpers en brandweerdiensten deze tekst gebruiken als code van goede praktijk. Prefabbetonnen gevelsystemen beschermen in principe de erin verwerkte wezenlijke onderdelen, mits inachtneming van de juiste detaillering en het respecteren van de gevraagde brandreactieklasse voor deze materialen. 

Een ‘wezenlijk onderdeel’ is een materiaal dat een belangrijk deel van een niet-homogeen product vormt. Een laag met een massa per oppervlakte-eenheid van minstens 1,0 kg/m² of een dikte van minstens 1,0 mm wordt als wezenlijk onderdeel beschouwd. Dit artikel gaat over de ‘andere wezenlijke onderdelen’. Dat zijn de wezenlijke onderdelen die niet tot de buitenbekleding behoren. Bij de courante prefabbetonnen gevelsystemen spreken we dan over de isolatie.

Prefabbetonnen gevelsystemen met luchtspouw

Onder deze categorie vallen de systemen waarbij de gevel is opgebouwd uit betonmetselstenen of voorgehangen gevelpanelen (meestal in architec-tonisch beton). Er is dus een geventileerde luchtspouw aanwezig tussen de gevelopbouw en de isolatie. Wat de brandreactieklasse van de ‘andere wezenlijke onderdelen’ betreft – in dit geval de isolatie – geldt er geen eis voor laagbouw die rondomrond afgeschermd is met een laag K210 of EI15. Voor laagbouw (zonder extra eisen), middelhoge gebouwen (mits toepassing van een typeoplossing voor gevelsystemen met luchtspouw), middelhoge gebouwen die rondomrond afgeschermd zijn met een laag K210 of EI15 en hoge gebouwen (mits toepassing van een typeoplossing voor gevelsystemen met luchtspouw én rondomrond afgeschermd met een laag K230 of EI30) geldt minimaal brandreactieklasse E. Voor hoge gebouwen (zonder extra
eisen) geldt minimaal brandreactieklasse A2-s3,d0.

Middelhoge gebouwen: typeoplossingen voor gevelsystemen zonder doorlopende luchtspouw.

Prefabbetonnen gevelsystemen zonder luchtspouw

Onder deze categorie vallen de systemen waarbij de gevel is opgebouwd uit sandwichpanelen of geïsoleerde dubbele wanden. Bij deze systemen is er geen geventileerde luchtspouw aanwezig tussen het buitenblad en de isolatie. Wat de brandreactieklasse van de ‘andere wezenlijke onderdelen’ betreft – in dit geval de isolatie – geldt er geen eis voor laagbouw die rondomrond afgeschermd is met een laag K210 of EI15. Voor laagbouw (zonder extra eisen), middelhoge gebouwen (mits toepassing van een typeoplossing voor gevelsystemen zonder luchtspouw), middelhoge gebouwen die rondomrond afgeschermd zijn met een laag K210 of EI15 en hoge gebouwen (mits toepassing van een typeoplossing voor gevelsystemen zonder luchtspouw én rondomrond afgeschermd met een laag K230 of EI30) geldt minimaal brandreactieklasse E. Voor hoge gebouwen (zonder extra eisen) geldt minimaal brandreactieklasse A2-s3,d0.

Toelichting bij de voorschriften

Gevelmetselwerk in betonmetselstenen met een dikte van 9 cm voldoet volgens de tabellen in de NBN EN 1996 (Eurocode 6) aan de eis van EI30 en dus ook aan EI15. Elke in betonstenen gemetselde gevel voldoet dus aan de eisen om isolatie met brandreactieklasse E toe te passen. Een betonnen wandelement (voorhanggevel, buitenblad van een sandwichpaneel of dubbele wand) met een dikte van 6 cm of meer voldoet volgens de tabellen in de NBN EN 1992 (Eurocode 2) aan de eis van EI30 en dus ook aan EI15. Alle vandaag toe-gepaste betongevels hebben een buitenblad met een minimale dikte van 6 cm en voldoen dus aan deze eis.

‘Rondomrond beschermd’ betekent werkelijk aan alle zijden: zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde en de kopse zijde van alle doorboringen, zoals venster- en deuropeningen. De typeoplossingen zullen geïllustreerd worden in de wettekst bij publicatie. Ze zijn afhankelijk van de aan- of afwezigheid van een luchtspouw in het gevelsysteem. De typeoplossingen verschillen voor
middelhoge gebouwen en hoogbouw. Het komt erop neer dat de geventileerde spouw en de isolatie onderbroken worden met branddammen die de kans op verspreiding van de brand naar de hogerliggende verdiepingen inperken. De branddammen kunnen geëist worden rond (of enkel boven) raam- en deur-openingen, op een bepaalde hoogte en/of herhaald per aantal bouwlagen.

Meer info: FEBE – www.febe.bejm@febe.be  

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details