Platform voor de bouw
De eenzijdige beëindiging van de aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever

De eenzijdige beëindiging van de aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever

Artikel 1794 BW bepaalt: “De opdrachtgever kan de aanneming tegen vaste prijs door zijn enkele wil verbreken, ook al is het werk reeds begonnen, mits hij de aannemer schadeloos stelt voor al zijn uitgaven, al zijn arbeid, en alles wat hij bij die aanneming had kunnen winnen.” Deze bepaling is een van de gevallen waarin de wet toestaat dat er vroegtijdig een einde wordt gemaakt aan een overeenkomst, daar waar ze normaal gezien de partijen tot wet strekt (cf. art. 1134, tweede lid BW). 

Het is een opzeggingsbevoegdheid die enkel toekomt aan de opdrachtgever, en bij uitbreiding aan de curator van de failliete opdrachtgever, en in geval van onderaanneming aan de hoofdaannemer. De bepaling gaat uit van de gedachte dat een aanneming vaak een werk van lange duur is, en dat het na verloop van tijd voor de opdrachtgever niet meer nodig of nuttig is, of zijn financiële mogelijkheden te boven gaan. Dan verdient het aanbeveling om hem de mogelijkheid te bieden om aan de overeenkomst een einde te maken.

In tegenstelling tot de ontbinding wegens wanprestatie staat art. 1794 BW los van enige foutgedachte en is er geen rechterlijke uitspraak nodig. De ontbinding heeft ook enkel gevolgen voor de toekomst, terwijl de ontbinding op grond van wanprestatie in principe terugwerkende kracht heeft. De schadevergoeding is ook beperkt tot hetgeen in de wet is opgesomd.

Het is goed om te weten dat art. 1794 BW van toepassing is op alle aannemingsovereenkomsten, zowel inzake materieel of intellectueel werk, en dat het zo ook van toepassing is op overeenkomsten met architecten en beoefenaars van andere vrije beroepen.

Om het beëindigingsrecht uit te oefenen, is alleen een kennisgeving aan de aannemer vereist, zonder vormvereiste. Dit kan dus zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend gebeuren.  Er dient geen reden voor de beëindiging te worden opgegeven, en hoeft ook niet gepaard te gaan met het aanbod van de opdrachtgever om de in art. 1794 BW bepaalde vergoeding te betalen. Verder is er geen voorafgaande ingebrekestelling van de aannemer nodig en kan de beëindiging op gelijk welk ogenblik plaatsvinden, zowel vóór de aanvang van het werk als in de loop van de uitvoering ervan, op het geheel of op een deel van het uit te voeren werk.

Wordt vervolgd in volgende uitgave Bouwen aan Vlaanderen (3).

Hans Herbrant Advocaat, Herbant Partners Advocaten

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details