Platform voor de bouw
Van links naar rechts: Mr. Luc Delacourt en Mr. Johan Van Hooreweghe.

Het nieuwe bewijsrecht

Boek 8 van dit Nieuw Burgerlijk Wetboek regelt het bewijsrecht. Het nieuwe bewijsrecht is verfijnd en treedt in werking op 1 november 2020.

Het bewijsrecht is verfijnd, enerzijds door de zaken te verduidelijken en beter te definiëren en anderzijds door in te spelen op technologische evoluties en knelpunten aan te pakken. Volgende punten springen hierbij in het oog. 

Uitbreiding van het vrij bewijsstelsel

Onder een vrij bewijsstelsel kan het bewijs op eender welke manier worden geleverd. Partijen kunnen hierbij verwijzen naar sms’en, WhatsApp-berichten, mails, getuigen, vermoedens …     

Ten aanzien van particulieren wordt het plafond waaronder verbintenissen kunnen worden bewezen onder een vrij bewijsstelsel verhoogd van 350,00 EUR naar 3.500,00 EUR. 

Voor alle rechtshandelingen met een waarde hoger dan 3.500,00 EUR blijft het gereglementeerd bewijsstelsel dus van toepassing. Dit betekent dat deze rechtshandelingen in principe enkel met een ondertekend geschrift kunnen worden bewezen.   

Deze regel geldt niet in het geval van materiële of morele onmogelijkheid om zich een akte te verschaffen of indien het gebruikelijk is geen akte op te stellen. Het geschrift kan ook worden vervangen door een bekentenis, een beslissende eed of een begin van bewijs door geschrift, voor zover dit laatste wordt aangevuld met een ander bewijsmiddel.

Tussen ondernemingen speelt steeds het vrije bewijsstelsel. Bestuurders en beoefenaars van een vrij beroep worden ook als een onderneming beschouwd. 

Wie draagt de bewijslast?

De regels van de bewijslast worden in de regel behouden. Dit betekent dat hij die een ander in rechte aanspreekt de rechtshandelingen of feiten die aan zijn vordering ten grondslag liggen zal moeten bewijzen. Omgekeerd zal hij die beweert bevrijd te zijn de rechtshandelingen of feiten moeten bewijzen die zijn bewering ondersteunen.

Alle partijen zijn ook gehouden om mee te werken aan de bewijsvoering. In geval van twijfel wordt hij die deze bewijslast draagt in het ongelijk gesteld, tenzij de wet anders bepaalt.

De rechter kan evenwel, in een met bijzondere redenen omkleed vonnis, in het licht van uitzonderlijke omstandigheden bepalen wie de bewijslast draagt wanneer de toepassing van de opgelegde regels kennelijk onredelijk zou zijn. Dit betekent dat de rechter de bewijslast in buitengewone omstandigheden kan omkeren.   

De rechter kan slechts gebruikmaken van deze mogelijkheid wanneer hij alle nuttige onderzoeksmaat-regelen heeft bevolen en erover gewaakt heeft dat de partijen meewerken aan de bewijsvoering, zonder op die manier voldoende bewijs te verkrijgen.

Deze buitengewone omstandigheden kunnen aanwezig zijn indien bewijs is verloren gegaan (bijvoorbeeld een geschreven overeenkomst die vernietigd is door een woningbrand), indien het zeer kostelijk of zeer moeilijk is om een bewijs te leveren (bijvoorbeeld een bankautomaat weigert dienst) of indien een tegenpartij onwillig is en zelfs de bewijsvoering tegenwerkt.

Wanneer is de bewijslast geslaagd?

Behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt, moet het bewijs worden geleverd met een redelijke mate van zekerheid. Er moet dus geen absolute zekerheid zijn.    

Onverminderd de verplichting tot medewerking van alle partijen aan de bewijsvoering, kan hij die de bewijslast draagt van een negatief feit
genoegen nemen met het aantonen van de waarschijnlijkheid van dat feit.   

Hetzelfde geldt voor positieve feiten waarvan het vanwege de aard van het te bewijzen feit niet mogelijk of niet redelijk is om een zeker
bewijs te verlangen.

Bewijs tussen en tegen ondernemingen

Het bewijs kan tussen ondernemingen of tegen ondernemingen worden geleverd door alle middelen van recht, tenzij de wet anders bepaalt.

Voor natuurlijke personen die een onderneming uitoefenen, geldt het vrij bewijsstelsel voor rechtshandelingen die verband houden met de uitoefening van de onderneming. Voor rechtshandelingen die te maken hebben met de privésfeer moet wel een onderscheid worden gemaakt, in de mate dat de waarde van deze rechtshandeling al dan niet hoger dan 3.500,00 EUR is.

De bewijswaarde van de boekhouding

De boekhouding van een onderneming kan door de rechter aangenomen worden om als bewijs te dienen tussen ondernemingen. Deze boekhouding heeft slechts een wettelijke bewijswaarde tegen een andere onderneming indien de vermeldingen in de boekhouding van de onderscheiden partijen overeenstemmend zijn. In alle andere gevallen oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde van de boekhouding.

De boekhouding van een onderneming levert geen bewijs tegen personen die geen onderneming zijn, behoudens de bepalingen inzake de eed.

De boekhouding van een onderneming levert bewijs op tegen haar. Deze boekhouding mag niet ten nadele van de onderneming worden gesplitst, behalve wanneer ze niet op regelmatige wijze gehouden is.

De rechter kan, op verzoek of ambtshalve, ook de openlegging van het geheel of van een gedeelte van de boekhouding van een onderneming bevelen, met betrekking tot het te onderzoeken geschil. De rechter kan daarbij maatregelen opleggen om de vertrouwelijkheid van de des-betreffende stukken te vrijwaren.

Een door een onderneming aanvaarde factuur levert steeds bewijs op tegen deze onderneming. Een onderneming kan dus niet poneren dat een factuur wordt betwist wanneer zij die factuur in haar boekhouding opneemt. 

De niet-betwiste factuur

Behoudens tegenbewijs levert een door een onder-neming aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur tegen deze onderneming bewijs van de aangevoerde rechtshandeling.

Het gebrek aan betwisting van een factuur door een persoon die geen onderneming is, kan niet worden beschouwd als een aanvaarding van die factuur, behalve wanneer deze afwezigheid van betwisting een omstandig stilzwijgen uitmaakt. 

De uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding van een factuur door een persoon die geen onderneming is, maakt een feitelijk vermoeden uit. Iedere overeenkomst die afwijkt van deze regels (bijvoorbeeld middels factuurvoorwaarden) en is afgesloten voor het ontstaan van het geschil, is nietig.

Inwerkingtreding van het nieuwe bewijsrecht

Het nieuwe bewijsrecht treedt in werking op 1 november 2020. Los van enkele uitzonderingen worden de nieuwe regels onmiddellijk van kracht, ook in geschillen of procedures die reeds hangende zijn.

In rechtszaken die na 1 november 2020 worden behandeld, zal de rechter dus rekening houden met de nieuwe bewijsregels. Kortom: in deze dossiers moet er in de opmaak van besluiten nu al rekening worden gehouden met deze nieuwe bewijsregels. 

Bovendien kan het in bepaalde dossiers aangewezen zijn om hoger beroep aan te tekenen tegen een vonnis, omdat bepaalde rechtshandelingen of feiten die door de rechter niet werden aanvaard wél kunnen worden bewezen aan de hand van de nieuwe bewijsregels …    

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details