Langs het Prins-Regentplein in de Leuvense deelgemeente Kessel-Lo verving sociale huisvestingsmaatschappij Dijledal twee bestaande wooncomplexen door een eigentijdse nieuwbouw. Het eerste gebouw is al bewoond, het tweede wordt eind dit jaar opgeleverd.
De bestaande gebouwen dateerden uit de jaren vijftig en waren niet alleen functioneel en energetisch verouderd, maar vertoonden ook sporen van betonrot. “Via verschillende werkhypothesen hebben we de toestand van het bestaande gebouw geëvalueerd om de meest aangewezen piste te vinden om de vele en ernstige problemen duurzaam op te lossen. Door het gebouw tot op de draagstructuur te strippen zouden we veel problemen kunnen oplossen, maar onder andere de slechte bouwfysische, thermische en akoestische situatie en de lage verdiepingshoogte waren nagenoeg onoplosbaar. Dergelijke tekortkomingen zijn vandaag onaanvaardbaar voor bewoners en vallen niet binnen de financieringsmogelijkheden van VMSW-dossiers. De enige reëel uitvoerbare oplossing was de volledige vervanging van de oude galerijflats,” verklaart architect Sylvie Hagens Atelier MA+P, dat de nieuwe gebouwen ontwierp.
Een van de oude gebouwen was ontworpen door Léon Stynen, een ronkende naam in de architectuur, maar het was in de loop der jaren al herhaaldelijk verbouwd, wat het behoud ervan veel minder zinvol maakte. “De hele Casablanca-woonwijk staat op de inventaris van Onroerend Erfgoed. Toch stelde de dienst Onroerend Erfgoed dat de erfgoedwaarde van het gebouw sterk was aangetast door de verschillende eerder uitgevoerde aanpassingen.”
“Door te kleine oppervlakken, aanwezigheid van betonrot, koudebruggen en andere technische en thermische mankementen in de gebouwen, die in 1984 redelijk ingrijpend werden verbouwd, zijn ze uitgeleefd. De buitengevels hadden sterk te lijden onder de talrijke waterinfiltraties en koudebruggen. Die veroorzaakten condensproblemen, die de baksteenmuren, betonkolommen, terrassen, galerijen, en het houten buitenschijnwerk vrij ernstig hadden aangetast. Vooral het betonrot van van talrijke betonelementen baarde zorgen. De herstelling ervan zou erg duur uitvallen.”
“De erfgoedwaarde zit vooral in de integratie van de bouwvolumes in de stedenbouwkundige ruimte van de wijk. De galerijflats als afzonderlijk volume hebben hierin een relatief beperkt aandeel. En ook budgetair bleek het slopen van de gebouwen de enige haalbare piste om te voldoen aan de huidige normeringen.” De nieuwbouw grijpt terug naar de modernistische stijl en het galerijkarakter van de eerdere gebouwen. Ook de invulling van de begane grond met zakelijke en commerciële dienstverleners bleef behouden. “We streefden naar een waardige, hedendaagse en duurzame opvolger van de modernistische gedachte. Het plein vormt de kern van de sociale woonwijk Casablanca. Die naam en het algemene witte karakter van de wijk hielden we in ere door het gebruik van witte gevelsteen en wit schrijnwerk met bescheiden andere accenten, zoals de massieve latten van thermisch gemodificeerd hout op de inpandige terrassen en de passerelles.”
De woningen zijn bereikbaar langs telkens twee circulatiekernen met lift en trap. “We hebben gestreefd naar een evenwicht tussen de optimale bereikbaarheid van alle woongelegenheden, maximale privacy voor elke woning en minimale circulatieafstanden.”
De bebouwde oppervlakte is ten volle benut als woonoppervlakte. “Het overgrote deel van de appartementen zijn doorzonwoningen en beschikken over een private buitenruimte. Dat maximaliseert hun bereikbaarheid voor onder meer verhuisliften, brandweer en andere hulpdiensten.”
De keuze voor verdiepingshoge ramen biedt de bewoners een perspectivisch uitzicht op de publieke zones en laat natuurlijk licht volop binnenvallen. “Net als de galerij hebben we ook de leefruimten en terrassen van de woningen langs de kant van het plein gelegd, zodat er een interessante relatie ontstaat tussen het leven in het gebouw en het leven op het plein.”
Contrast
Het eerste gebouw telt dertig sociale appartementen van 55 tot 180 m², voor huishoudens van twee tot acht personen, op vier niveaus. De bijna volledig beglaasde sokkel contrasteert met de massiviteit van de witte baksteengevels. De gemeenschappelijke parking ligt onder het eerste gebouw en telt 41 parkeerplaatsen zodat er veel meer pleinruimte tot stand kwam voor voetgangers en fietsers. Het tweede gebouw telt 23 appartementen van 55 tot 160 m², ook voor huishoudens van twee tot acht personen en ook op vier niveaus. De gebouwen zijn compact, met een maximum aan bewoonbare oppervlakte en minimum aan circulatie.
Botec – toekomstgerichte verwarmingsinstallatie
Om de bouw van beide woonblokken langs het Prins Regenplein zo laag-energetisch mogelijk te realiseren, klopte sociale huisvestigingsmaatschappij Dijledal aan bij het Ingenieursbureau Botec uit Wommelgem.
“We werkten hiervoor nauw samen met Atelier M Architects + Planners,” zegt Koen van Dun, projectingenieur bij Botec. “Zowel in de eerste fase met dertig appartementen als de tweede fase met 23 appartementen koos Dijledal bewust voor een collectieve installatie om het gebouw te verwarmen. Dat zorgt voor meer flexibiliteit om op termijn om te schakelen naar een gasloze installatie. Daarbij volgden we uiteraard strikt de voorschriften van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (nu Wonen in Vlaanderen, red.).
Bijkomend adviseerde Botec om in de tweede fase de hele verwarmingsinstallatie te laten werken op lagewatertemperatuur. “Daarbij staan vier gaswarmtepompen op het dak in voor de warmteproductie. Die gaswarmtepompen kunnen later vervangen worden door een warmtepomp op elektriciteit. Ook het sanitair warm water wordt geproduceerd met lagetemperatuur warmwater, door een warmtepompbooster per woning. Die installatie omvat een warmwatervat waarin een warmtepomp lagetemperatuur cv-water omzet in hogetemperatuur sanitair warmwater voor de douche en/of het bad in de woning.”
Bijkomend worden alle wooneenheden voorzien van de nodige PV-panelen, om het elektriciteitsverbruik van onder meer de warmtepompen maximaal te dekken, zodat de energiefactuur van de bewoners betaalbaar blijft.