Het stadhuis van Diksmuide was een groot deel van zijn vroegere uitstraling verloren. Een grootschalige restauratiecampagne met focus op toegankelijkheid en functionaliteit drong zich op. ONO Architectuur, restauratiearchitecten Callebaut en hoofdaannemer Artes Woudenberg kregen de uitdagende opdracht om het beschermde monument een volledige opfrissingsbeurt te geven en in zijn waarde te herstellen.
‘1923’ pronkt in majestueus ijzeren smeedwerk op de voorgevel van het stadhuis. Dat is een verwijzing naar het jaar waarin de architecten Jozef Viérin en Valentin Vaerwijck het gebouw na de Eerste Wereldoorlog in zijn huidige vorm lieten heropbouwen. Daarna veranderde er slechts weinig, op enkele moderniseringswerken eind vorige eeuw na. “Ons stadhuis is een architecturaal pareltje met twee bouwlagen onder leien zadeldaken,” vertelt burgemeester Lies Laridon. “De site met stadhuis, belforttoren en bijgebouw vertoonde echter binnen en buiten de invloeden van de tijd. We wilden dan ook dat ons visitekaartje de vroegere uitstraling van vroeger terugkreeg, met de nodige aandacht voor functionaliteit, toegankelijkheid en energetische maatregelen. Bijkomende uitdaging was de integratie van de dienst toerisme in het zijgebouw.”
Het stadsbestuur van Diksmuide lanceerde in 2010 een Open Oproep, waaruit uiteindelijk het dossier van het multidisciplinair team met ONO Architectuur, restauratiebureau Callebaut Architecten en de studiebureaus Mouton en r boydens als winnaar kwam. Hoofdaannemer Artes Woudenberg kreeg de opdracht deze grootschalige restauratie tot een goed einde te brengen. “Na enkele beschermingsmaatregelen startten we eerst met de detailafbraak en grote stabiliteitswerken,” zegt projectingenieur Thomas Colpaert van Artes Woudenberg. “Het gebouw mocht immers op termijn geen barsten of verzakkingen vertonen. We maakten ook de fundamenten extra diep, want de kelderverdieping die vol puin lag en als opvangbekken voor regenwater dienst deed, moet in de toekomst een archief- en tentoonstellingsruimte worden. Ze vormt ook een ondergrondse verbinding met het nieuwe kantoor voor de toeristische dienst in het zijgebouw.” In februari 2013 waren de stellingen rond het stadhuis de voorbode van een reeks ingrijpende restauratiewerken, binnen en buiten.
De gevel van het beschermde monument combineert neogotische elementen en renaissance kenmerken met de zogenaamde regionale baksteenarchitectuur met gele bakstenen uit de streek, langgeveldaken en rechthoekige kruiskozijnen en trapgevels met versierde jaarankers. “De restauratie van de gevel verlangde zeer weinig harde ingrepen, maar was vooral gericht op het duurzame herstel van de bestaande elementen,” licht restauratiearchitect Wouter Callebaut toe. “Zo was de loden dakbekleding van de door Unesco beschermde belforttoren sterk verweerd, gescheurd en plaatselijk zelfs verdwenen, waardoor waterinfiltratie resulteerde in zwammen, schimmel en houtrot op de bebording en de kap. Er ontbraken ook enkele ornamenten, de goudschildering op het lood van de toren was verweerd en de stalen verankeringen vertoonden roestvorming.” De leien daken waren lokaal beschadigd door waterinfiltratie en hier en daar waren originele groen geglazuurde nokpannen vervangen door elementen in een andere kleur. Het parement en het schrijnwerk verkeerden over het algemeen in goede staat, maar wel vervuild en soms zeer vochtig.
“We plaatsten een nieuwe waterdichte bekleding op het dak van stadhuis en belforttoren, vervingen verweerd kaphout en behandelden alle houtwerk preventief met een curatieve oplossing,” geeft Thomas Colpaert uitleg. “Bovendien inspecteerden we de groen geglazuurde nokpannen één voor één, werkten delen met beschadigd glazuur bij en plaatsten, waar nodig, nieuwe elementen naar historisch model. Tussen de kepers van het dak en de houten roostering kwam een dikke isolatielaag.” Aannemer Artes Woudenberg herstelde verder de bakstenen en het voegwerk, bracht plaatselijk nieuw hout of houtreparatie op basis van epoxyharsen aan en vernieuwde de rotte onder-, midden- en waterdorpels van het houten schrijnwerk.
Het interieur van het Diksmuidse stadhuis had door de jaren heen geen al te grote schade opgelopen, waardoor de restauratie beperkt bleef tot een grondige opfrisbeurt om de functionaliteit van de verschillende ruimtes te verbeteren. “De originele basècle vloeren en het visgraatparket bleven maximaal liggen. Enkel waar sleuven voor de technieken of leidingen voor vloerverwarming nodig waren, verwijderde de aannemer de vloerstenen bedachtzaam om die nadien zorgvuldig terug te plaatsen,” geeft architect Callebaut aan. “In bepaalde delen van het gebouw, bijvoorbeeld in de dienst toerisme en de voormalige conciërgewoning zijn de vloeren van de zolderverdieping uitgebroken, zodat alles vanop de eerste verdieping tot aan de nok open is, waardoor een ruimtelijk gevoel ontstaat.”
De historische afwerklagen van de wanden waren nog slechts gefragmenteerd aanwezig, waardoor de architecten beslisten alle ruimtes monochroom met lijnolieverf te schilderen volgens de oude techniek en in een kleur die met de originele refereert. Enkel in de inkomhal kozen ze voor een sobere hedendaagse interpretatie van het originele schilderwerk door middel van een subtiel T-patroon. “Alle elementen in natuursteen waren zo goed als intact, waardoor we enkel plaatselijk herstellingen moesten uitvoeren,” aldus Colpaert.
“Verder reinigden we de lambrisering, binnendeuren, plafondgewelven, trappen en raamomlijstingen in hout en brachten een nieuwe beschermende afwerkingslaag aan. Alle ramen in het gerestaureerde gebouw zijn ook uitgerust met thermische achterzetbeglazing in inox of staal om het comfort te verbeteren en het energieverbruik te verlagen.” De architecten probeerden ook de originele trappen in hout en natuursteen zoveel mogelijk te behouden. Alleen centraal integreerden ze een nieuwe circulatiezone met een betonnen trap en een lift.
Het vernieuwde stadhuis van Diksmuide straalt opnieuw. De belangrijkste ingreep was het herstellen van de oorspronkelijk door architect Vaerwijck geplande rondgang rond de binnenplaats. “Om een vlotte communicatie te realiseren tussen de inkom in het nieuwe glazen volume en de rest van het gebouw maakte aannemer Artes Woudenberg de raamopeningen in de oostgevel op de binnenplaats met een volstrekt rechte zaagsnede open tot op het vloerpeil,” verduidelijkt hoofdarchitect Gert Somers. “Hoewel we in het historisch materiaal ingrijpen, zijn we er door de geledingen in de gevel in geslaagd het originele karakter te respecteren.” Restauratiearchitect Callebaut sluit af: “De kracht van ons ontwerp bestaat erin, het gebouw dankzij nieuwe elementen en technieken aan de hedendaagse eisen te laten voldoen, zonder het historische aspect uit het oog te verliezen.”