Het nieuwe Antwerpse provinciehuis biedt zijn gebruikers en bezoekers een erg hoog thermisch comfort. Toch is het energieverbruik er minimaal en maakt het gebouw geen gebruik van actieve koeling. En overigens ook niet van fossiele brandstoffen.
“Het provinciehuis is ontworpen met duurzaamheid als uitgangspunt”, vertelt operationeel directeur en partner Kurt Corvers van Studiebureau Boydens. “Wij zijn erg trots dat we samen met architectenkantoor XDGA konden aantonen dat verregaande duurzaamheid en uitdagende architectuur geen tegenpolen zijn, toch niet wanneer je beide aspecten vanaf het begin van het ontwerp in evenwicht brengt met respect voor elkaar incalculeert. Hier was dit wel degelijk het geval. Het resultaat is een gecertifieerd passief kantoorgebouw dat verwarmd en gekoeld wordt zonder gebruik te maken van traditionele oplossingen zoals stookketels of koelmachines.”
De bodem is de belangrijkste energiebron van het provinciehuis. Daarvoor zorgt een veld met 350 geothermische boorsondes onder de ondergrondse parking. “In de winter putten warmtepompen hun warmte uit de bodem en slaan ze er op die manier koude op. Die kan dan in de zomer gebruikt worden om het gebouw passief te koelen. Het afgiftesysteem in het gebouw bestaat hoofdzakelijk uit betonkernactivering, aangevuld met enkele zones met vloerverwarming. Deze lagetemperatuursystemen maken een optimaal rendement van de warmtepompen en passieve koeling mogelijk.”
De hygiënische ventilatie is vraaggestuurd, in functie van de luchtkwaliteit in de verschillende zones van het gebouw. “Via een ontvettingsproces met uv-lampen wordt ook de warmte uit de extractielucht van de dampkappen in de grootkeuken gerecupereerd. Het ontvetten van dampkaplucht gebeurt vaker, onder meer om minder vervuiling van kanaalwerk te veroorzaken. Hier recupereren we bijkomend de warmte uit de afgezogen lucht. Dat is uitzonderlijk. Traditioneel warmt men bij -10 °C de compensatielucht buiten op tot 20 °C met gasgestookte warmte, terwijl we hier gebruikmaken van een warmtewisselaar en zo nauwelijks extra warmte moeten toevoegen aan de verse lucht voor de keuken. De luchtgroepen voor het auditorium, de raadzaal en expositieruimtes zijn uitgerust met adiabatische koeling. Die gebruikt regenwater om – op een indirecte manier – de binnenstromende buitenlucht af te koelen.”
De verlichting in de kantoren gebeurt volledig met behulp van hoogperformante leds. Die zijn individueel programmeerbaar, zodat hun flexibiliteit maximaal is. “Een systeem van daglichtsturing zal het verbruik nog verder doen dalen door de verlichtingstoestellen te dimmen. Het dak van het torenvolume is maximaal bedekt met PV-panelen, goed voor een vermogen van ongeveer 35 kWp.
De architecten, Studiebureau Boydens en het provinciebestuur streven naar een BREEAM Excellent-certificaat. “Daarom hebben we een model opgebouwd dat zowel de bouwfysische en installatietechnische als de gebruikstechnische karakteristieken van het gebouw bevat”, legt Corvers uit. “Hierbij hebben we het gebouw in een geometrische vorm gegoten die het toelaat om de gestelde vragen zo correct mogelijk te analyseren.”
Zo voerde Boydens een dynamische doorrekening uit van de binnentemperaturen die in de gebruiksruimtes van het gebouw zullen optreden, overeenkomstig de BREEAM-eisen voor thermisch comfort. “Aan de hand van uurlijkse resultaten daarvan konden we ons een beeld vormen van het te verwachten binnencomfort gedurende een volledig ’typisch’ jaar. Daarmee konden we een cijfermatige evaluatie opstellen, die het al dan niet behalen van de BREEAM-norm bepaalde.” Een daglichtberekening, uitgevoerd op een voldoende groot oppervlak van het provinciehuis, gaf uitsluitsel over het BREEAM-credit ‘daylight’. “Als je vandaag door het gebouw stapt, valt onmiddellijk op hoeveel daglicht er binnenstroomt, ondanks de beperkte raamoppervlakte. Dit is te danken aan hun driehoekige vorm, die het daglicht bovenaan maximaal laat binnenvallen.”
“In het kader van BREEAM evalueerden we ook de effectiviteit van de toegepaste low- or zero-carbontechnologie (lzc). Hierbij namen we meer specifiek de grondgekoppelde warmtepompen onder de loep. We bekeken in welke mate ze de CO2-uitstoot op lange termijn kunnen reduceren, in vergelijking met een ‘traditionele’ installatie voor een dergelijk gebouw. In vergelijking met de klassieke gasgestookte ketel en koelmachine reduceren beide technieken de gebouwgebonden CO2-uitstoot met 32 %!”