De stad Mechelen laat in verschillende fases het voormalige Predikherenklooster in de omgeving van de Dossinkazerne restaureren. Het pand krijgt een nieuwe bestemming als openbare bibliotheek.
Het klooster omvat vier vleugels rond een vierkante binnenplaats met pandgang en een achttiende-eeuwse kerk. Als bedelorde hanteerden de Dominicanen een sobere stijl, wat vooral resulteerde in een combinatie van baksteen en witte na- tuursteen. Door hun beperkte financiële middelen moesten ze de bouw spreiden over een periode van bijna tachtig jaar. Renotec voerde de twee eerste fases van de restauratie uit. Die omvatten vooral werken aan de buitengevels, daken en plafonds. Uiteindelijk moeten er op de begane grond een leescafé en een buiten- terras komen. Voorts biedt het complex plaats aan leslokalen, werkruimtes voor het personeel en een stille studie- en werkzaal in de vroegere kloosterbibliotheek.
Het grootste deel van de bibliotheekcollectie krijgt een plaats op de zolder, waar de imposante dakconstructie met houten spanten behouden blijft. Aangepaste dakkapellen garanderen een riante lichtinval en een mooi uit- zicht over de omgeving. Om ervoor te zorgen dat elke bezoeker zich thuis voelt, worden er verschillende zones met een eigen sfeer ontworpen: van levendig over rustig tot stil. De doordachte inrichting maakt dat de bibliotheek, het café, de leslokalen en de vroegere kerk los van elkaar kunnen functioneren
De geschiedenis van het klooster is identiek aan die van veel andere oude kloos- tergebouwen in Vlaanderen: een eeuwenlange bouwgeschiedenis, flink wat ele- menten uit de barokperiode, onteigend in de Franse tijd. Dit klooster werd toen geen gevangenis, maar achtereenvolgens een bejaardentehuis, een militair hospi- taal en een kazerne. Met als traditioneel twintigste-eeuws slotmoment leegstand en verwaarlozing, ondanks een beschermde status als monument.
Ongewoon aan de restauratie is dat het ruïneuze uitzicht gedeeltelijk bewaard blijft. Heel wat Mechelaars hebben het complex niet anders gekend, luidt de motivatie hiervoor. De meeste andere restauraties grijpen terug naar de meest waardevolle periode. “De ruïneuze toestand toont een duidelijk beeld van de historische gelaagdheden”, stelt architect Wouter Callebaut. “We ne- men patina’s van de verwering mee als kenmerkende aspecten. De algemene keuze is die voor een zachte restauratie met maximaal behoud van de originele materialen, op een weten- schappelijk onderbouwde en weloverwogen manier. Het is overigens een van de eerste keren in België dat de ruïneuze toestand deel uitmaakt van de restauratie van een gebouw met een praktische functie.”
Toch blijven niet alle historische ingrepen zichtbaar. “Tijdens het ge- bruik als militaire opslagplaats, in het begin van de twintigste eeuw, vonden er werken plaats die de een- heid van de interieurs verbraken en de kwaliteit van het oorspronkelijke ontwerp aantastten. Deze toevoe- gingen hebben we zoveel mogelijk ongedaan gemaakt.” Waar de oor- spronkelijke bakstenen verdwenen waren, heeft restauratieaannemer Renotec de hiaten opgevuld met heden- daagse bakstenen. Die hebben wel hetzelfde formaat, maar vertonen andere kleurnuances.
“Zo kunnen bezoekers zien wat er is verdwenen en wat er is toegevoegd. Tra- ditioneel streefden restauraties ernaar om het oorspronkelijke uitzicht zo goed mogelijk te benaderen. We zijn niet de eersten die met deze traditie breken. Bij de restauratie van de Neue Galerie in Berlijn, die veel schade had opgelopen tijdens de Tweede Wereldoorlog, gebeurde het ook al”, stelt de architect. “In totaal heb- ben we hier zeven verschillende types baksteen gebruikt”, zegt Marijs Van Vlas- selaer, projectleider en chef van de steenkapperij bij Renotec. “Van sommige types lieten we nieuwe stenen op maat bakken in Nederland.”
Het handhaven van het verwaarloosde uitzicht betekent echter niet dat de bi- bliotheekbezoekers moeten inboeten aan comfort. “Er zijn geen gaten, weer en wind krijgen geen vrij spel. We hebben de historische contouren hernomen, maar zonder de franjes van de barok. Ook het nieuwe houten schrijnwerk hielden we bewust eenvoudig”, onderstreept Callebaut.
Callebaut weet dat deze aanpak (nog) niet op unanieme goedkeuring kan reke- nen. “De visie van de diensten voor onroerend erfgoed is in de loop van de werken met ons mee geëvolueerd. Een bijkomend argument voor onze keuze is dat we bij veel bouwdelen helaas niet meer kunnen achterhalen hoe ze er oorspronkelijk uitzagen. Dit is te wijten aan de vele eerdere verbouwingen, vooral tijdens de negentiende eeuw. In dergelijke gevallen is een hedendaagse variant te verkiezen boven een vermoedelijke interpretatie van het verleden.”
“De vele verbouwingen maakten ons werk behoorlijk complex”, vertelt Van Vlas- selaer. “Neem bijvoorbeeld de restauratie van de houten dakconstructie. Dat was in de loop der eeuwen uitgegroeid tot een geheel van zeven lagen uit alle mo- gelijke materialen, van roofing over OSB tot golfplaten en asbesthoudende leien. Waar nodig hebben we ook de houten moerbalken en spanten bijgewerkt, via vervanging of polymeerchemische restauratie. “De nieuwe staalconstructie die we aanbrachten weegt 177 ton. Samen met de bestaande houtconstructie vormt ze een hybride systeem dat esthetiek combineert met stabiliteit.”